Meteen naar de inhoud

Canon EOS Workshop

Vanmorgen ben ik naar Apeldoorn afgereisd voor workshop fotografie met een Canon EOS camera. Bij mijn nieuwe camera zat namelijk een actiecoupon voor een dagcursus voor slechts 25 euro (en dat incl. lunch!).

De workshop werd gegeven door freelance fotograaf André Roodhuizen. Hij is nu 5 jaar pro en schiet tot 50 bruiloften per jaar en doet divers fotowerk voor geselecteerde bedrijven. Daarnaast is hij docent aan De Fotovakschool in Amsterdam en Apeldoorn.

Regel 1 op de workshop: mobieltjes uit. Regel 2: de camera pieptoon uit!

André heeft op basis van Canon materiaal een presentatie samengesteld aangevuld met eigen voorbeelden. De speerpunten van deze dag:

  • belichting (diafragma, sluitertijd en ISO-waarde)
  • witbalans
  • lichtmeting en histogrammen
  • creatief leren kijken

Hierbij moeten we onthouden dat de camera slechts het gereedschap is. Het gaat er juist om wat je er mee doet. André laat als voorbeeld een filmpje van BBC Four zien uit de documentaire “The Genius of Photography”. Helaas, wegens afscherming op YouTube is het filmpje in Nederland niet beschikbaar.

Het filmpje toont een kamer met uitzicht op een kerk in Venetië. De fotograaf Abelardo Morel plakt alle ramen af met landbouwplastic. Als de kamer geheel verduisterd is maakt hij een klein gaatje in het plastic met uitzicht op de kerk. Wanneer hij voor het gaatje vandaan stapt blijkt de gehele kamer een camera geworden te zijn. De kerk wordt namelijk afgebeeld op de achterwand.

Sluiterstand, diafragma en ISO-waarde

Vanaf dan wordt het verhaal van docent André wat technischer. De grootste variabelen in fotografie zijn waarden voor diafragma en de sluitertijd. André gebruikt de waterkraanmetafoor waarbij de doorsnede van het diafragma gelijk staat aan het opendraaien van een waterkraan:

  • Kraan ver open, dus snel veel water, dus beker snel vol
  • Kraan net open, minder water doorvoer, dus beker langzaam vol

De iso-waarde in deze metafoor staat dan gelijk aan de grootte van de beter.

De sluitertijd bepaalt beweging of bevriezing. Diafragma bepaald scherptediepte.

Langere sluitertijd zorgt voor meer bewegingsonscherpte. Langer dan 1/30 wordt het lastig/onmogelijk om uit de hand te schieten.

Nu mogen we deze theorie in de praktijk gaan testen. We gaan naar buiten om elkaar wandelend te fotograferen met een aantal verschillende instellingen:

  • Tv + ISO400 + 1/30
  • Tv + ISO400 + 1/125
  • Tv + ISO400 + 1/30 + onderwerp pannen

En inderdaad bij langer dan 1/30 wordt een foto al snel onscherp.

Bij terugkomst in het klaslokaal geeft André advies over het aanleren en kiezen van de verschillende waarden. Als vuistregel geeft hij aan de volgende stappen te gebruiken:

  1. Kies een passende ISO-waarde (100 voor daglicht, en maximaal 1600 vanwege ruis)
  2. Kies diafragma (klein getal voor kleine scherptediepte, groot getal = kleine opening voor veel scherptediepte)
  3. Kies sluitertijd. Bij langer dan 1/30 de ISO-waarde verhogen.

Stand P is handig om de kijken wat de door de camera berekende waarden voor diafragma en sluitertijd zijn.

Scherptediepte

De scherptediepte is, als je in de diepte kijkt, de afstand van het scherpe vlak. Scherptediepte is vooral goed af te stemmen tussen 0 en 7 meter.

Ook nu mogen we weer even naar buiten om te oefenen met diafragmakeuze om zo de scherptediepte te bepalen.

Witbalans

Witbalans wordt aangegeven in graden Kelvin. Je kunt een witbalans ijken met handmatige instelling. Dit mogen we uitproberen met wit papiertje van een notitieblok. André geeft na deze test echter aan dat de Auto White Balance stand zo goed is dat handmatige selectie vrijwel nooit nodig is op de camera. En bij opslag in RAW-formaat doe je deze bewerking achteraf op de computer.

Autofocus

André legt de verschillende autofocus standen uit. Hij geeft aan wat de voor- en nadelen zijn.

  • One Shot: pannen na AF mogelijk voor stilstaande onderwerpen
  • Servo: bij pannen stelt AF steeds bij
  • AF-punten zijn rechtsboven te kiezen

Beeldstijlen

Hiermee worden scherpte, contrast en helderheid aangepast samengevatte profielen. Gebruik alleen Standaard, Portret en Landschap. Monochroom comprimeert zo veel, en in nabewerking (Lightroom) is dit veel beter vanaf een kleurenfoto.

Transportmodus

André loopt de verschillende transportmodi door. Van een enkel beeld, tot series of bursts. De snelheid van bursts hangt af van de snelheid van de camera, van de geheugenkaart en de gekozen sluitertijd. Daarnaast worden de verschillende zelfontspanners uitgelegd.

Lichtmeting en histogrammen

  • Ingebouwde lichtmeter is heel precies
  • Proef met lichtmeting op grijskaart (half grijs + wit) levert zelfde foto op
  • Meting te locken met * (handig voor spotmeting)
  • Spotmeting is secuur voor eigen gekozen onderwerp.

André legt uit dat een DSLR een lichtmeting op basis van grijswaarden doet. De camera kijkt hoever de meting boven of onder half grijs zit. Daarna worden de andere pixels gecompenseerd om gemiddeld over de gehele foto op half grijs uit te komen.

Heb je dus een foto met 80% wit en 20% donker, dan is dit beeld volgens de camera veel te licht. Om de hele foto gemiddeld half grijs te maken gaat de camera dus de hele foto verdonkeren. Maar de 20% donker was al donker. Het risico bestaat dan bij het donker compenseren de waarden buiten het spectrum gaan vallen.

Heb je dus een JPEG-foto met een gebied met zwart waarden onder de 15 (op een schaal van 0-255) en de camera gaat die met 15 graden verdonkeren, dan heeft dat hele gebied een RGB-waarde van 0. Dat betekent dat alle gradaties dus verdwenen zijn. Dit valt op de lossen door met een spotmeting te meter op het donkere gebied. Echter bij een te groot contrast zal de camera nu het witte deel buiten het spectrum laten vallen.

Histogram

Links is zwartwaarde, rechts wit. Hoogte laat aantal pixels zien. Automatisch contrast correct kan echter het spectrum zo oprekken dan er informatie verloren gaat.

We mogen oefenen met de spotmeting en meervlaksmeting om te zien wat het effect daarvan is. Dit doen we door een donker onderwerp (dakrand, schoorsteen) te lichtmeten voor een heldere daglichthemel. Bij een meervlaksmeting neemt de camera aan dat met al het daglicht de hele foto donkerder moet. De schoorsteen van rode baksteen is dus bijna kleurloos donker geworden.

Bij een spotmeting op de schoorsteen meet de camera een gemiddelde grijswaarde op de schoorsteen die dichtbij half grijs licht. Compensatie is volgens de camera dus niet nodig en de schoorsteen is normaal gekleurd. Maar omdat er dus niet gecompenseerd wordt, is de helder blauwe daglichthemel nu vrijwel helemaal kleurloos wit.

RAW of JPEG

RAW is nog geen foto, maar een kopie van alle onbewerkte sensorgegevens. Je kunt dan achteraf van alles zonder kwaliteitsverlies aanpassen. Omdat echt alle sensorgegevens worden opgeslagen zorgt RAW wel voor veel grotere bronbestanden. en dus minder beelden per geheugenkaart.

JPEG is wel een eindproduct. Kleurcorrecties, beeldstijlen en andere instellingen zijn al uitgevoerd op de foto. De originele sensorgegevens zijn niet meer beschikbaar. Nabewerking kan, maar altijd ten koste van kwaliteit.

Diverse instellingen

We lopen gezamenlijk wat handige/nuttige instellingen in het menu door. Helaas heeft de halve klas de camera alweer op de groene volautomaat staan, waardoor het menu niet compleet is.

De instelling ‘Ontspan sluiten zonder kaart’ kunnen we gerust uitzetten. Er blijken al meerdere aanwezigen een ochtend foto’s gemaakt te hebben met deze instelling aan, en geen kaartje in de camera. Foto’s nemen lukt dan wel, maar ze worden uiteraard niet opgeslagen. Door deze instelling uit te schakelen voorkom je dat.

Fasedetectie voor supersnel scherpstellen werkt alleen met spiegel naar beneden, dus niet bij LiveView. LiveView is eigenlijk alleen handig voor macrofotografie want je kunt met superzoom nog handmatig scherpstellen.

De brandpuntsafstand wordt aangegeven in de millimeters van je lens. Bij een zoomlens wordt het bereik aangegeven. Bij mijn 18-135mm lens betekend dit een brandpuntsafstand van 18mm voor dichtbij (groothoek) en 135mm voor veraf (zoom). Grotere brandpuntsafstand is kleinere beeldhoek omdat het licht door een langere buis moet.

Kleinbeeld van vroeger is digitale fullframe. Daarbij is 50mm gelijk aan menselijk zicht. Kleiner is groothoek. Groter is tele. Bij de cropcamera’s zoals mijn 650D wordt het effect van de brandpuntsafstand vermenigvuldigd met de cropfactor. Het effect van een 50mm full frame lens, op een cropcamera is dus 50mm x 1.6 cropfactor = 80mm.

Zet bij een panoramaserie de witbalans en diafragmawaarde vast om vergelijkbare kleurstellingen te krijgen. Het stitchen is dan veel natuurlijker.

De 50mm f/1.8 is goede en goedkope portretlens wegens goede lichtinval en voor weinig geld (100 euro).

Meer brandpuntafstand, dus kleinere beeldhoek, is plattere foto. Omdat je minder breedte ziet, zie je ook minder diepte in de foto. We oefenen dit door een onderwerp even groot in de compositie te zetten, maar het onderwerp op grotere afstand met zoom te fotograferen voor een verschillend effect van de achtergrond.

Flitsen

Volgens docent André heeft Canon het onderwerp ‘flitsen’ uit de basiscursus gehaald. Toch wil hij even een aantal tips over flitsen kwijt.

Flitsen doe je bij:

  • Bij licht uit verkeerde richting
  • Bij weinig licht

Verschillende types flitsers:

  • Ingebouwd (in de camera)
  • Extern (op of naast de camera)
  • Studio (kostbare flitser op statief)

Een flitser past lichtopbrengst aan aan het gekozen diafragma en de lichtmeting op de camera. Om optimaal te flitsen fotografeer je altijd wanneer je flitst vanuit stand M.

  • Sluitertijd bepaalt omgevingslicht wat mee komt.
  • Diafragma bepaalt hoeveelheid licht van de flitser.

Kijken

Quote die al een paar keer voorbij gekomen is in de presentatie:

“Het belangrijkste deel van de camera is de 30 cm er achter”

Amerikaanse fotograaf Ansel Adams

We kijken naar een foto zoals we lezen, van links naar rechts, van boven naar beneden.

Rangorde van kijken: levend, bewegend, felle kleuren, massieve vlakken. Hierdoor kun je met de juiste compositie kijkers forceren je onderwerp te zien.

  • Lijnenspel om kijkrichting te bepalen
  • Standpunten: bijvoorbeeld kikkerperspectief of staand
  • Referenties mee fotograferen: auto of persoon bij een groot gebouw
  • Bewust fotograferen: 30 beter dan 300 foto’s.

Cursusfoto’s volgen nog